Onbehaaglijk

Ik ben een veellezer. Ik lees elke dag waar ik ook ben, op de bank zittend of liggend, ‘s-avonds in bed voor het slapengaan of tijdens het koffiedrinken in het café-restaurant bij ons in het dorp. Op reis heb ik altijd boeken bij mij en koop ik stapels nieuwe boeken. Ik lees wetenschappelijke publicaties, populairwetenschappelijke artikelen, kranten en boeken. Vooral veel boeken, altijd papieren boeken. Ik kan niet vanaf een e-reader lezen. Dat kan mijn brein niet aan. Ik moet kunnen bladeren en het papier kunnen ruiken en voelen. Soms lees ik twee boeken te snel achter elkaar. Dat is het lot van een veellezer. Soms had je achteraf gewild dat je daar meer tijd tussen had genomen. `Het eerste boek zit nog teveel in je gedachten terwijl je al ruimte vrij moet maken voor de inhoud van het tweede. Dat overkwam mij in maart 2024.

            Onlangs was ik in Friesland. Je kan niet over de Nieuwestad in Leeuwarden lopen zonder Boekhandel Van der Velde, een van de ruimste en best gesorteerde boekhandels van Nederland, in te gaan. Ik kocht er uiteraard een stapeltje boeken waaronder het 125 pagina dikke boekje Landschapspijn van Jantien de Boer, de herziene uitgave uit 2019. Ik had de dag ervoor het 110 pagina dikke Heg van Kenneth F. Rijsdijk uitgelezen dat over de teleurgang van landschapshagen in Nederland gaat. Het gaat over het massaal met wortel en tak ruimen van vaak eeuwenoude hagen en het dempen van sloten tussen kleine landbouwpercelen in Nederland als gevolg van de schaalvergroting en ruilverkaveling van agrarische bedrijven na 1950. Het boekje maakte diepe indruk op mij. De destructie van complete ecosystemen gaat mij altijd aan het hart. Het boek stemde mij machteloos, bedroefd en ik ervoer intense gevoelens van heimwee naar de tijd dat overal op het platteland hoge uitbundige hagen stonden met de rijke biodiversiteit daarbij en daarin. Ik rouwde om de in het boek gelezen woorden die nog in mijn hoofd gonsden. Onderweg naar Friesland mijmerende ik nog na en reed over de snelwegen tussen groene vlakten van eentonig raaigras. 

            Wij hadden een overnachting geboekt op het platteland van west-Groningen bij een voormalige melkveehouder die na zijn pensionering samen met zijn vrouw een aangename B&B runt. Bij aankomst in het gastenverblijf zette ik een kop thee en begon direct in Landschapspijn te lezen. Door de zeer toegankelijke schrijfstijl van Jantien de Boer las ik het snel weg. Pagina na pagina donderde haar boodschap steenhard bij mij binnen. Het verdwijnen van de natuur op het Nederlandse platteland, het verdwijnen van kruidenrijke velden en de komst van monotoon raaigrasland ten bate van de intensieve veehouderij. Kort na middernacht had ik het uit en overviel mij nogmaals een gevoel van machteloosheid, heimwee en bedroefdheid. Het versterkte de rouw die ik al na het boekje van Kenneth Rijsdijk had gevoeld. ‘We gaan écht helemaal naar de tering,’ zei ik met een brok in mijn keel tegen mijn lief. Ondanks de pogingen van Kenneth en Jantien om optimisme en ruimte voor herstel in hun boeken te beschrijven weet iedere natuurliefhebber eigenlijk wel dat het verval van de Nederlandse natuur onherstelbaar is. 

            In de ontbijtruimte van de B&B keek ik uit het raam en zag achter een groen stalen hek dat rond de tuin bij de gastenverblijven stond een eindeloze groene vlakte met donkergroen raaigras met her en der een enkele boom zo ver je kon kijken. Het was er doodstil. Dit is wat Jantien de Boer en Theunis Piersma bedoelden. Dít is hun landschapspijn, die ook mijn schrijnende pijn is. Een schaafwond die bij elke aanraking weer schrijnt en niet snel geneest. Na de confrontatie met de meedogenloos harde woorden van Kenneth en Jantien rouwde ik om het verlies van de onbekommerde natuur uit mijn jeugd. De herinneringen aan veldleeuweriken, tureluurs, kieviten en grutto’s op de akkers bij Rotterdam-Overschie waar nu alleen grauwe ganzen, meerkoeten en knobbelzwanen te zien zijn. 

            ‘Guten Morgen,’ klonk het achter mij. Ik draaide mij om en zag een van de andere gasten in de B&B de ontbijruimte binnenkomen, een dertiger met een lichtblauw bedrukt T-shirt, smetteloos witte sneakers en een vale spijkerbroek met daarin bedoelde gaten en scheuren. ‘Ich hoffe du hast gut geschlafen?‘ zei hij vrolijk en met luide stem terwijl hij een kopje onder het koffiezetapparaat zette en op de knop naast het woordje ‘espresso’ op de display drukte. ‘Ja danke,’ zei ik, ‘Und du?‘ vroeg ik hem beleefd. Het koffiezetapparaat maalde de bonen en perste de sterke koffie sissend in het kopje. ‘Ja, es ist sehr ruhig hier, herrlich,’ zei hij en kwam met zijn espresso in de hand naast mij staan en keek uit over de weidse groene vlakte achter de tuin, ‘Schauen Sie, für eine wunderbare Oase der Ruhe,’ en maakte een wijds gebaar met zijn linkerarm. Ik dacht aan de indringende woorden uit het boekje van Jantien, de afwezige grutto’s, veldleeuweriken en kieviten, de afwezige kruidenrijke weilanden in de groene woestijn voor mij, ik dacht aan mijn landschapspijn. Wat de een dus als een ‘Oase der Ruhe‘ ervaart, kan de ander als benauwende, lege en dode vlakte ervaren. Een graswoestijn. Hij zal zingende veldleeuweriken niet hebben gemist, waarschijnlijk waren ze hem überhaupt nooit opgevallen. Ik rouwde, hij genoot. Ik had de twee indringende boeken wellicht té snel na elkaar gelezen. Maar ze waren wel complementair aan elkaar. 

            Ooit vertelde ik tegen een vriend (die weinig interesse heeft in biologie en natuur) over dat middelste zaagbekken gretig garnalen eten. Ik vertelde hem nog veel meer over de biologie van deze bijzondere eenden. Het boeide hem eigenlijk niet (waarom vertelde ik het eigenlijk?). Hij hoorde mij aan en zei: ‘Het enige wat in jouw verhaal van belang is, is de garnaal, die ken ik en die kan je eten’. Ik zei verbijsterd: ‘Maar natuurhistorische kennis is meer dan een garnaal‘. Hij had mij ook eens verteld dat hij helemaal emotioneel werd van de geur van een gebraden kip. Sindsdien is ‘Natuurhistorische kennis is meer dan een garnaal‘ een gevleugelde uitspraak van mij geworden. Als ik weer eens geconfronteerd word met het ontbreken van natuurhistorische kennis zeg ik het tussen neus en lippen. Meestal wordt het niet begrepen en ik heb doorgaans maar weinig behoefte om het uit te leggen. De meeste mensen kan het immers maar zeer matig boeien dat de natuur om hen heen verloren gaat en velen zien de natuur slechts als iets dat er voor hun belang is en zou moeten zijn. ‘Een garnaal die je kan eten’

            ‘Wanneer je Nederland bekijkt vanuit een vogelperspectief, zie je een groen, nat en weids landschap. In Nederland is grasland dat gebruikt wordt voor de melkveehouderij het meest voorkomende landschap. Dit landschap dat door de mens gecreëerd werd, creëerde tevens een gemeenschap van vogels dat we tegenwoordig ‘weidevogels’ noemen. Tot deze groep behoren allerlei soorten, van zangvogels tot eenden, maar over het algemeen hebben we het over steltlopers, waaronder grutto, kievit, tureluur, scholekster en kemphaan. Halverwege de vorige eeuw hadden die graslanden een hoge rijkdom aan allerlei soorten planten en dieren. Hoewel nog steeds weids en groen, is van die rijkdom tegenwoordig weinig meer over. Grootschalige ruilverkavelingen hebben het landschap binnenste buiten gekeerd en ontdaan van zijn natuurlijke dynamiek. Ploegen en doorzaaien hebben van kruidenrijke graslanden monoculturen van raaigras gemaakt, dat meerdere malen per jaar gemaaid en bemest kan worden. Niet een met ruige stalmest, maar met kunst- en drijfmest dat in de bodem wordt geïnjecteerd. Deze veranderingen hebben een negatieve invloed gehad op bijna elke soort in het grasland-voedselweb, resulterend in een sterke afname van aantallen en soorten‘. Met deze weinig vrolijk stemmende woorden begint het proefschrift Earth, worms and bird waarop Jeroen Onrust op 15 december 2017 aan de Rijksuniversiteit Groningen promoveerde. In twee illustraties geeft hij het ecosysteem van de weilanden voor melkveehouderij van 1950 en 2017 weer. In 1950 was er een rijk ecosysteem van in de eerste laag gras en kruiden, in de tweede laag de eerste consumenten van vergane planten, bladeren en bloemen, zaden en nectarrijke bloemen die door vogel, zoogdieren, insecten en andere lagere dieren en de grazende koeien werd gegeten. In de laag van secundaire consumenten een grote diversiteit aan insecten, weekdieren, vogels en zoogdieren en in de derde laag grotere (roof)vogels en roofdieren. In 2017 was daar nog maar bar weinig van over. Er is alleen nog raaigras zonder kruiden, er zijn wormen, ganzen en de maaiende mens als primaire consumenten, enkele weidevogels als secondaire consumenten van de wormen en vossen, marters, kraaiachtigen en roofvogels in de derde laag.  En soms waren de eindeloze groene velden oranjegeel als zij met glyfosaat waren besproeid. Zoals hieronder op Texel in het voorjaar van 2024. Dat mag van onze overheid nog tot 2034 ondanks alle verontruste meldingen van boeren met neurodegeneratieve ziekten.

            Een van de grootste charmes van het zomerse Engelse platteland zijn de eindeloze hagen langs de door het land slingerende wegen en tussen de kleine percelen landbouwgrond. Deze hagen bestaan uit houtige struiken, die vaak om en tussen rijen bomen zijn aangeplant en bedoeld zijn als perceelafscheiding, veekering of windvanger. Sommige hagen zijn vele meters hoog en breed en totaal ondoordringbaar. De Britten noemen deze hagen met daarin geïncorporeerde bomen hedgerows of live fences en dan als een fence zonder palen waartussen (prikkel)draad gespannen is. De geschiedenis van deze hagen gaat ver terug naar de tijd dat een landbouwperceel klein was en het land door de boer met de hand werd bewerkt. Sommige hagen zijn dan ook vele honderden jaren oud in hun oorsprong. De basisstruiken kunnen bijvoorbeeld uit eenstijlige meidoorn , sleedoorn , haagbeuk of hazelaarbestaan. Sommige hagen omvatten meerdere soorten struiken. Tussen de struiken groeien onder andere braam en slingerplanten zoals kamperfoelie of bruidsluier of houtige lianen zoals klimop . Hierdoor is een ‘volgroeide’ haag een ondoordringbare barrière. En zo waren ze ook bedoeld. De hagen vormen door de soortenrijkdom aan flora en fauna een uniek ecosysteem. Dit in de schrille tegenstelling tot veel van de akkers en weilanden die zij afscheiden, die tegenwoordig ecologisch bezien als ‘dood’ ontgonnen grasland te zien zijn, veelal vergeven van kunstmest en pesticiden. Als hagen grotendeels ongemoeid worden gelaten zijn zij zeer rijk aan flora en fauna. Onder de hagen groeit een veelvoud aan planten en kruiden. Dat al deze struiken, bomen, slingerplanten, klimop, kruiden en planten vele soorten insecten aantrekken is begrijpelijk. En deze insecten en hun larven trekken weer insectenetende vogels aan die in de dichte hagen ook nog eens perfecte nestelplaatsen en veilige slaapplaatsen vinden. Onder de hagen en heggen leven en foerageren diverse zoogdieren zoals verschillende soorten muizen, spitsmuizen, egels (niet voor niets heet de egel in het Engels Hedgehog [Heggenvarkentje]) en dassen. Schimmels en paddenstoelen vinden er een rijke bodem. De Britse naturalist John Wright beschreef de grote rijkdom aan flora en schimmels in (Engelse) hagen, heggen en andere perceelafscheidingen in twee boeken: Hedgerow (2010) en A Natural History of the Hedgerow and ditches, dykes and dry stone walls (2017). Voor ornithologen is het niet moeilijk om in te zien wat het belang van de hagen voor met name struikbroedende zangvogels is.  Hieronder een nog hagenrijk gebied in het midden van Wales (juni 2023).

            Maar er hingen plots donkere wolken boven de Britse hagen. Na 1950 is in het Verenigd Koninkrijk ongeveer 190.000 strekkende kilometer aan hagen verdwenen met name door ruilverkaveling en schaalvergroting van het agrarisch bedrijf en uitbreiding van menselijke woon- en werkbebouwing. Al met al is in de twintigste eeuw ongeveer de helft van de karakteristieke Britse hagen verdwenen. Na 1990 vertraagde het rücksichtslose destructieve ruimen van hagen door de Hedgerows Regulations 1997 waardoor sommige hagen in Engeland en Wales wettelijk beschermd werden (de bomen daarin echter veelal weer niet), maar verwaarlozing, beschadiging en (gedeeltelijk) verwijderen blijven bedreigingen. In Schotland en Noord-Ierland zijn hagen niet beschermd. 

            Een halfopen landschap dat gekenmerkt wordt door een lapjesdeken van kleine onregelmatige percelen die omringd worden door hagen, houtwallen en stenen muurtjes (Dry Stone Walls) wordt een coulisselandschap of bocagelandschap genoemd. Dit soort landschap is rijk aan flora en fauna en vormt de ‘natuur’ van het platteland. Niet alleen het Verenigd Koninkrijk, zoals in Devon, is gekend om zijn coulisselandschappen. In West-Europa is een verscheidenheid aan coulisselandschappen te vinden. De zogenoemde ‘Atlantische bocage’ is in Noord- en West-Frankrijk en België te vinden. In België is in de Voerstreek in 2023 het Landschap Grenzeloos bocagelandschap opgericht, een van de vijf landschapsparken in Vlaanderen, gekenmerkt door 70% open ruimte en minstens 15% natuur bestaand uit onregelmatige perceeltjes die door hagen van elkaar zijn gescheiden. De naam van de Vlaamse streek Hageland verwijst nog naar een hagenrijk landschap. Het zestiende-eeuwse Hagelant betekent letterlijk ‘land begroeid met dicht kreupelhout (Hage)’. In Noordwest-Spanje en Centraal Frankrijk is de Atlantische semi-brocage te vinden. Lage heggen en muurtjes scheiden de percelen. In Zuidoost-Frankrijk, Italië en Noord-Spanje is de Mediterrane semi-brocage te vinden, een heuvelachtig landschap met hagen, muurtjes en bomenrijen op de perceelgrenzen. Vakantiegangers houden van dit soort landschap. Wat is er heerlijker dan in de uitbundige zinderende zomer door de het coulisselandschap van de Cotswolds in Centraal-Engeland te rijden, fietsen of wandelen. Hagen hadden in landbouwgebieden de functie als perceelgrensafscheidingen, net als aarden- of stenen wallen. De in het Verenigd Koninkrijk zo bekende dry stone wallsvallen hier ook onder. Door heggen en hagen langs een stuk land te plaatsen ontstaat een gesloten cultuurlandschap, een landbouwlandschap met een dominante antropogene stempel. Een hoge ondoordringbare haag kon vee-kerend bedoeld zijn, een koe of schaap kan door de omringende haag het weiland niet uit. Andersom werden vroeger op deze manier rovers uit het weiland weggehouden. Wellicht een goed idee voor de Nederlandse schapenboeren die nu moord en brand schreeuwen over de ‘bloeddorstige en moordende’ wolven in Nederland: plaats weer wolvenkerende hagen (wildwallen)! In oorlogen werden de soms metershoge ondoordringbare hagen door de soldaten vervloekt vanwege de hinder bij het oprukken van de troepen en het materieel. Napoleon klaagde er al over. 

            Dan naar het platteland in Nederland. Voorafgaande aan de Eerste Wereldoorlog werd het Nederlandse platteland nog gekenmerkt door kleinschalige structuren van vele duizenden kleine percelen die slecht bereikbaar waren over onverharde wegen en die een gebrekkige ontwatering hadden.  Hoewel het woord ‘zanglijster’ in de boeken van Kenneth Rijsdijk en Jantien de Boer nergens voorkomt was het nadat ik hun boeken gelezen had voor mij helder waarom de zanglijster in het landelijk gebied als broedvogel grotendeels verdwenen is. In de tijd dat de zanglijster een algemene broedvogel was in de bossen en op het platteland stond Nederland nog vol met heggen, hagen, struwelen en andersoortige houtige perceelafscheidingen. Daarvan is nu slechts nog een magere dertig procent over en worden er nog steeds hagen geruimd in de drang naar schaalvergroting. In het boek van Kenneth Rijsdijk valt te lezen dat sinds 1900 in Nederland minimaal 225.000 strekkende kilometer aan hagen definitief is verdwenen. Ruilverkaveling met als gevolg dat afzonderlijke percelen konden worden vergroot en samengevoegd en dat de perceelscheidingen daartussen moesten verdwijnen is de reden voor de teleurgang van het Nederlandse heggenlandschap. Door ruilverkaveling ontstonden grote vlakke kavels turbogras. Veel typisch Nederlandse landschapselementen zoals sloten, houtwallen, bosschages, onverharde wegen, greppels, heggen, hagen en gewelfde akkers moesten hiervoor definitief verdwijnen. Brede watergangen, verharde asfaltwegen, drainagesystemen en ontwateringsgemalen kwamen daarvoor in de plaats. In Nederland vond de eerste ruilverkaveling tussen 1913 en 1920 plaats op Ameland waarbij 3659 afzonderlijke percelen terug werden gebracht naar 500. Na de tweede wereldoorlog nam de behoefte tot schaalvergroting in de agrarische sector sterk toe. De burgers moesten immers eten. Tussen 1950 en 2016 zijn zes op de zeven landbouwbedrijven verdwenen. In 1950 was volgens data van het CBS een doorsnee boerenbedrijf 5,7 hectare groot, dat is nu 34,2 hectare. Ruilverkaveling heeft het landschap in Nederland tussen 1950 en 1980 drastisch en voor de natuur niet ten goede veranderd. De Nederlandse heggenexpert, Jaap Dirkmaat, directeur van de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap constateerde dat door één ruilverkaveling bij Staphorst 5000 strekkende kilometer elzenhaag was geruimd. Ruilverkaveling had een economisch belang, maar zeker niet het behoud van het oorspronkelijk landschap en de natuur. Dat is slechts oneconomische nostalgie. Hang daar maar een oude schoolplaat van Marinus Koekoek voor aan de muur zullen de ondernemers denken. Waarom de heggen in Nederland zo rigoureus geruimd zijn heeft Rijsdijk geanalyseerd. Door de explosieve bevolkingstoename in de twintigste eeuw werd de noodzaak om land voor bewoning te bebouwen en de behoefte aan voedsel voor de groeiende bevolking steeds groter. Door schaalvergroting in landbouw en veeteelt waren al die, soms eeuwenoude, hagen en andere perceelafscheidingen bijzonder lastig en overbodig. Door deze te ruimen en sloten te dempen konden aanliggende percelen gemakkelijk verbonden worden tot makkelijk toegankelijke grote lappen grond. De toenemende mechanisatie van landbouw was een andere reden voor de schaalvergroting. Op grotere, meer toegankelijkere, percelen konden de boeren met grote zware landbouwvoertuigen gemakkelijker werken. De hagen moesten hiervoor letterlijk het veld ruimen en het land gedraineerd worden. Vooral na 1950 werden schaalvergroting en ruilverkaveling noodzakelijk om aan de vraag om bewoning en voedsel te kunnen blijven voldoen. Houtwallen, houtsingels, struweelhagen, sloten en kleine bosjes hadden hun functie voor het boerenbedrijf verloren. Grensscheidingen, als ze er nog in de vorm van hagen waren, werden vervangen voor prikkeldraad. Vee-kerende afscheidingen vervangen door schrikdraad (waar wolven tegenwoordig gewoon overheen springen). Het oude gesloten cultuurlandschap, dat het platteland van Nederland voor natuurminnaars zo aantrekkelijk maakte, was in minder dan honderd jaar veranderd in een saai, functioneel open landschap met saaie lappen grond voor intensieve veeteelt en akkerbouw. Driekwart van de Nederlandse hagen en bomen op de akkers moest hierbij letterlijk het veld ruimen. Jaap Dirkmaat beschrijft op bittere toon de veldslag waarbij hagen sneuvelden in Nederland in drie aansluitende tijdsvakken. De eerste reden om hagen te ruimen vond zijn grondslag in de industriële revolutie en het gebruik van (kunst)mest. Aansluitend kwam de enorme ruilverkaveling rond 1970 waarbij kilometers en kilometers aan hagen werden geruimd en verbrand. Tenslotte zijn we door het vergiftigen van de overgebleven hagen door ammoniak uit mest in een saai hagenloos landschap gekomen. Het behoud van hagen heeft geen politiek belang, terwijl, zo beschrijft Kenneth Rijsdijk in zijn boek hoewel het weldegelijk economisch aantrekkelijk zou kunnen zijn.

            In delen van Noord- en Oost-Nederland, onder andere in de Achterhoek en Twente, zijn nog schamele restanten van coulisselandschappen te vinden. Maar er zijn grote zorgen voor het behoud hiervan. Het was op 11 november 2018 bij het programma Nieuwsuur een item onder de titel ‘Zorgen over bijzonder coulissenlandschap: ‘Het wordt een grote graswoestijn‘. Historisch geograaf en schrijver van het boek Oale groond, dat over de geschiedenis van het Twentse landschap gaat, John van Zuidam verzuchtte: ‘Op sommige plekken is wel tachtig of negentig procent van de houtwallen verdwenen’. Er zijn echter initiatieven om het coulissenlandschap te behouden en herstellen. Zoals de Stichting Heg en Landschap welke in september 2003 is opgericht met als doel het Nederlandse landschap te verrijken met meer en beter onderhouden, mooiere heggen en heggenlandschappen. De Stichting wil heggen weer een duurzame plek in een natuurlijk renderend cultuurlandschap geven als ecologische verbindingsstroken. Zij doen dit door het stimuleren van de aanleg van nieuwe heggen en verbeteren van onderhoud en beheer, kennisuitwisseling en het adviseren ten aanzien van beleid. Om de natuur- en landschapswaarden in het agrarisch gebied te behouden, verleent de overheid sinds 1981 subsidie voor agrarisch natuurbeheer. Agrarisch natuurbeheer is een concept waarbij agrarische ondernemers maatregelen in hun bedrijfsvoering nemen ten gunste van natuur en landschap. Op 31 december 2021 bedroeg het areaal cultuurgrond met agrarisch natuurbeheer circa 103.000 hectare (6% van het totale areaal aan cultuurgrond). Het grootste deel betreft graslandbeheer ter bescherming van weidenvogels zoals grutto, kievit en tureluur in de provincies Friesland, Noord-Holland en Zuid-Holland. Voor een soort als de kemphaan was het al te laat, die is als broedvogel eigenlijk al uitgestorven en zal niet meer terugkeren. Het verlies van biodiversiteit in moderne landbouwgebieden is groot, onder andere door het verlies en teleurgang van natuurlijke landschapselementen zoals aaneengesloten hagen. Onder andere in Oost-Fryslân zijn nog kleinschalige heggenlandschappen behouden. De boeren behouden en onderhouden deze hagen onder de paraplu van subsidie voor agrarisch natuurbeheer. Ernst Oosterveld, Erik Klop en Els van der Zee van Altenburg & Wijmenga ecological consultants bestudeerden in 2018 de relaties tussen broedzangvogels en leefgebied kenmerken van deze kleinschalige coulisselandschappen in Oost-Fryslân, een typisch agrarisch landschap dat onder druk staat van schaalvergroting en leefgebied degradatie. Zij onderscheiden typische bosvogels die de voorkeur hebben aan oudere begroeiing om te foerageren in boomkruinen en holen om in te broeden, zoals de gekraagde roodstaart, grote lijster, tjiftjaf en struweelsoorten die de voorkeur geven aan struikachtige kenmerken in heggen, zoals jonge hergroei na snoeien en houtwalspecialisten geven de voorkeur aan de hagen en heggen in het gebied zoals de braamsluiper, fitis, grasmus, tuinfluiter, roodborst, winterkoning, merel en zanglijster. Zij deelden 19 soorten onder de bossoorten en 18 onder de struweelsoorten (waaronder 7 houtwalspecialisten) in. De zanglijster werd gevonden als een struweelbroeder en houtwalspecialist. In 170 transecten met hagen in twee verschillende regio’s in oost-Fryslân met een gemiddelde lengte van 301 meter per transect vonden zij 19 zanglijsterritoria. Vijf leefgebied kenmerken werden als sleutelfactoren voor broedvogelaantallen gevonden: struikbedekking, bedekking van bramen en brandnetels, kroonomvang en breedte aan de voet. 

                        The Guardian, een van de belangrijke Engelse kranten, kopte op 19 december 2022 met ‘Earthworms may have declined by a third in UK, study reveals’. De populatie regenwormen zou in de laatste vijfentwintig jaar met een derde zijn gedaald. De wetenschappers, onder leiding van James Pearce-Higgins van de British Trust for Ornithology, die Damien Carrington voor dit bericht had geïnterviewd waren zeer bezorgd over de resultaten van hun studie. Regenwormen zijn immers van vitaal belang voor een gezonde bodem en het laatste is essentieel voor het ecosysteem. Een dramatische daling in het aantal regenwormen zou naast het ‘insectaggedon’ (het verdwijnen van vele insectensoorten) en de globale destructie van de biodiversiteit zou tot grote zorgen moeten leiden. Zij onderzochten de data uit ongeveer honderd verschillende studies verschenen tussen 1928 en 2018 en vonden een daling in het voorkomen van regenworm tussen 33% en 41% in de laatste 25 jaar van de studies. Zij presenteerden hun schokkende bevindingen op het jaarcongres van de British Ecological Society op 19 december 2022 waar zij het effect voor het ecosysteem maar ook de effecten voor diersoorten die afhankelijk zijn van regenwormen in hun voedsel zoals spreeuwen, lijsters en veel waadvogelsoorten bespraken. Van deze soorten weten we ook dat zij in aantal sterk aan het afnemen zijn. Mogelijk is hier een causaal verband. Ailidh Barnes noemde de redenen voor het afnemen van de regenwormen in het Verenigd Koninkrijk: intensieve drainage van landbouwgrond, het gebruik van pesticiden en niet-organische bemesting en aanhoudend omploegen van de bodem. De daling van regenwormen was het meest dramatisch in landbouwgebieden en loofbossen. Hoe verder een gebied van menselijke inmenging aflag, des te minder was de daling. Weer een belangrijke voedselbron voor zanglijsters die minder beschikbaar komt.

            In een eerdere studie, ‘Opening a can of worms: can the availability of soil invertebrates be indicated by birds?’gepubliceerd in 2020 liet Pearce-Higgins samen met B. Martay zien dat er een duidelijke link bestond tussen het voorkomen van vogelsoorten die afhankelijk zijn van de aanwezigheid van regenwormen voor hun voedsel en de hoeveelheid regenwormen in de bodem. Hij concludeerde hierin dat: ‘…Declines in some species, such as thrushes, could be linked to earthworm declines.’ Dus, als er minder roodborsten, zanglijsters en merels zichtbaar zijn, zou dat een indicator kunnen zijn van de hoeveelheid regenwormen in de bodem van dat gebied. Jeroen Onrust schreef in zijn proefschrift over de relatie tussen de beschikbaarheid van regenwormen en de daarop prederende vogelsoorten in Friesland. In de samenvatting van zijn proefschrift schrijft hij: ‘Omdat weidevogels, die veel regenwormen eten, wel sterk afnamen door de intensivering van de landbouw, bleef de vraag of de beschikbaarheid van regenwormen wellicht is veranderd. We vonden inderdaad dat intensief landgebruik, waarbij met name de oppervlakte actieve rode wormen het meest negatief worden beïnvloed en daarmee dus ook de voedselbeschikbaarheid voor zichtjagende weidevogels zoals de kievit’. De zanglijster is ook een zichtjagende vogel die afhankelijk is van aan de oppervlakte actieve wormen. Onrust beschrijft verder dat: ‘…rode wormen een sleutelrol spelen in het grasland ecosysteem, maar dat juist deze groep regenwormen kwetsbaar is voor intensief landgebruik. De voedselomstandigheden voor weidevogels neemt door intensivering af, niet alleen omdat rode wormen afnemen, maar ook omdat regenwormen minder beschikbaar zijn door drogere omstandigheden. Om het aantal rode wormen te bevorderen, zou de bodem zo min mogelijk verstoord moeten worden en zou er bemest moeten worden met grof organisch materiaal (mest gemengd met stro of ander strooisel). Dit zal er niet alleen voor zorgen dat het aantal rode wormen zal toenemen, maar het zal tevens de bodemstructuur verbeteren, organische stofgehalte doen toenemen en uiteindelijk dus ook het vochtgehalte van de bodem dat de regenwormen actief houdt en dus beschikbaar voor weidevogels’. De conclusie die Jeroen Onrust in 2017 in zijn proefschrift noteerde komen dus in grote lijnen overeen met de zorgen die James Pearce-Higgins van de British Trust for Ornithology vijf jaar later in december 2022 presenteerde bij het jaarcongres van de British Ecological Society. Wat Jeroen Onrust vond voor weidevogels die regenwormen overdag en op zicht vinden is een-op-een toepasbaar voor zangvogels die eveneens overdag en op zicht op regenwormen jagen, zoals merels, roodborsten en zanglijsters.

            Nu Nederland een land is geworden grotendeels zonder hagen en zonder coulisselandschap, en wat er nog is toch wel ernstig bedreigd wordt, is ons land voor veel zangvogels toch wel onbehaaglijk, in de zin van dat zij zich niet behaaglijk, dus beschermd kunnen voelen, geworden. In 1962 schreef Rachel Carson (1907-1964) in haar internationaal baanbrekende boek Silent Spring:

‘Er heerste een vreemde stilte. De vogels bijvoorbeeld, waar waren ze gebleven?’.

 Ik las haar boek voor de eerste keer in 1980 en was, net als de schrijfster, ervan overtuigd dat de vergiftiging van de natuur met bestrijdingsmiddelen ervoor zorgde dat zoveel diersoorten in aantal achteruitgingen. Dat een van de redenen waarom vogelsoorten op het platteland niet meer tot broeden konden komen en daardoor in aantal sterk afnemen of zelfs als broedvogel in ons land uitsterven het gevolg was van het massaal ruimen van hagen op het platteland door schaalvergroting en ruilverkaveling en de eindeloze vlakten van raaigras had ik toen niet kunnen voorzien. 

            De onthaging, grootschalige boskap, schaalvergroting, ruilverkaveling en monoculturen in Nederland hebben een grotesk effect op de lokale avifauna. Op de Veluwe was in 2020 zowel op het akkerland als op de heidevelden nog maar 10% van de vogels over in vergelijking met circa 1970. In Drenthe kelderde de biomassa (kgr/100 hectare) van vogels die lichter zijn dan 150 gram (een zanglijster weegt ongeveer 65 gram) tussen 1990 en 2020 van 33,8 naar 1,8. 

            Op 28 maart 2024 reden wij door het platteland van Friesland over verharde wegen die tussen de groene vlakten turbo-raaigras waren aangelegd. Ik voelde mijn landschapspijn. In de buurt van Ureterp was recentelijk een lange oude haag met bomen gerooid. Hoge bergen takken van de omgehaalde struiken en stapels van kleingezaagde boomstammen lagen in het groene gras. Waar eens de hoge ondoordringbare hagen stonden restte nu nog de afgezaagde stompen van de geamputeerde boomstammen met daartussen de ondergroei van de haag. Kwetsbare planten die in het felle licht al snel zullen verkommeren. Ik stopte mijn auto, stapte uit en keek er zwijgend naar. Ook hier was het doodstil. Geen zangvogels meer die een schuilplaats vonden in de struiken. Ik liep naar de berg met restanten van de struiken en zag vastgeklemd tussen takken een verlaten merelnest. Hier kan geen merel, zanglijster, roodborst of winterkoning meer broeden. De zon scheen, de lucht was blauw boven het eindeloze groen maar ik voelde mij triest om het groteske verlies dat ik in vijftig jaar heb zien plaatsvinden.

 ‘Natuurhistorische kennis is meer dan een garnaal

8 gedachtes over “Onbehaaglijk

  1. Helaas is dit soort informatie bij het grote publiek niet bekend. Jammer, want dan was de publieke opinie wellicht anders geweest.

    Like

  2. dank, ik herken wat je beschrijft.

    het begrip ‘landschapspijn’ dekt heel goed de lading van het gemis.

    dank je wel voor dit mooie indringende en duidelijke verhaal

    Like

  3. Beste Erwin,

    Ik vind het een prachtig/droevig verhaal. Ik ben 68 jaar oud en herken mij volledig in je gevoelens. Ik woon samen met mijn vrouw in het Noordelijk Westerkwartier Groningen. Niet in een dorp maar zoals we dat noemen buitenaf. Wij wonen hier nu 38 jaar. En in die 38 jaar hebben wij het landschap en de dieren die erin leefden zien verdwijnen/veranderen. Onze buurman heeft in de loop van jaren 200 hectare landbouwgrond vergaard. Dat is nu verdeeld in vier bouwblokken van 50 hectare, om ieder jaar dezelfde landbouwproducten te verbouwen. Bieten, aardappelen, graan en uien. Maar dan op een ander blok. Het is een groot stuk zonder ook maar een sloot of bosje of stukje onbebouwd. Geen enkele mogelijkheid tot schuilen of verbergen voor wat voor dier dan ook. Iedere dag rijdt er een spuitmachine. Zogenaamd “gewasbeschermingsmiddelen” te verspuiten. We beschouwen het als normaal. Als vooruitgang. Maar de werkelijkheid is net iets anders. Met andere woorden, jouw verhaal is mij uit het hart gegrepen. Dank daarvoor.

    Met vriendelijke groet,

    Piet Hanenburg.

    Like

  4. Dank Erwin voor je gedetailleerde uitleg en verhaal. Ik voel frustratie wanneer Staatsbosbeheer of Natuurmonumenten slecht beheer voeren in hun gebieden. Zo zijn er bijvoorbeeld in de bossen bij Spier, Drenthe, heel veel bomen omgezaagd. Deze ‘klus’ werd dan uitbesteed aan een derde partij. Ze zijn als een stel idioten bezig geweest, sommige gebieden zien er uit alsof er een zware aardbeving of tornado was. Overigens is de natuur nu op veel plekken prachtig in Drenthe. In Zuid-Limburg zie je nog wel heuvellandschap met hagen, etc. Het Engelse platteland ken ik alleen van de vele series op BBC en van foto’s in boeken of op het internet.

    Like

    • Twee weken geleden was ik in de buurt van de schaapskooi Achter het Zaand (Natuurmonumenten) bij het Dwingelderveld, Drenthe. Daar was er een wandelpad afgezet met een hek en gaaswerk om de kraanvogels in dat gebied te beschermen (broedseizoen). Dat is dan weer een positief punt om te vermelden.

      Like

  5. Dag Erwin

    Als je de uitzending van Binnenstebuiten van 22 mei nog niet hebt gezien, kijk daar dan even naar. Wordt je vrolijk l van !!!

    Groet

    Jan Compagner

    Gorredijk

    Like

    • Wordt je inderdaad vrolijk van. Een mooie uitzending met een goed verhaal voor kwetsbare moerasvogels zo vlak onder Groningen….En zoals in de uitzending wordt aangegeven is het een kwetsbaar evenwicht.

      Maar helaas ziet het er voor de fauna en flora van de hagen in Nederland veel minder goed uit…..

      Like

  6. Het is een triest verhaal, maar helaas waar en het zal nog erger worden met windmolen-en zonneparken. Wij wonen in het Franse bocage landschap in de Vendée, waar gelukkig nog veel hagen en boomwallen zijn. Hier wordt deze prachtige natuur vooral bedreigd door de komst van windmolens, onder druk van de EU.

    Like

Plaats een reactie