Ik ben ‘autodidact’ in de cetologie. Ik heb mijn kennis van de anatomie en pathologie van walvisachtigen verkregen door de literatuur over deze zoogdieren te bestuderen, door internationale museale collecties te onderzoeken, door te participeren bij honderden secties op dode dolfijnen en walvissen en door de vele discussies met professionele cetologen.

Waarom heb ik mij als niet-zooloog verdiept heb in de cetologie?
Eind 1990 las ik het artikel ‘Über Verletzungen und Erkrankungen der Wirbelsäle und Rippen bei den Cetaceen [Anatomische Anzeiger 1931; 71; 156-185] en het lijvige proefschrift ‘ Die Cetaceen, vergleichend-anatomisch und systematisch‘ [1936] beiden van de hand van de Nederlandse zoöloog-cetoloog Prof dr Eduard Slijper (1907-1968). Hij beschreef daarin onder andere pathologische afwijkingen aan de wervels bij walvisachtigen, maar kwam er toendertijd niet uit wat de etiologie van de afwijkingen was. Dat inspireerde mij om, tussen 1991 en heden, vanuit het Nationaal Natuurhistorisch Museum Leiden, het Natuurhistorisch museum Rotterdam, het Zoölogisch museum Amsterdam en het Rijksinstituut voor Visserijonderzoek (RIVO) IJmuiden onderzoek te doen naar de anatomie en pathologie van wervels, ribben, tussenwervelschijven en banden/ligamenten van de wervelkolom van walvisachtigen (Cetacea). Van de conservatoren in Leiden (dr Chris Smeenk [1942-2017]) en Amsterdam (dr Peter J.H. van Bree[1927-2011]) kreeg ik alle ruimte en medewerking om deze klus te kunnen klaren. Ik heb in deze periode geparticipeerd bij honderden secties op gestrande dolfijnen en walvissen op de Nederlandse kust en in de snijzaal van het Rijksmuseum voor Natuurlijke Historie Leiden (aan de Raamsteeg) en later bij Naturalis, Leiden (aan de Darwinweg), waarbij ik de anatomie en pathologie van de wervelkolom kon bestuderen. Bij het Rijksinstituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) in IJmuiden (op uitnodiging van drs Bram Couperus), participeerde ik bij secties op witflankdolfijnen (Lagenorhynchus acutus), tuimelaars (Tursiops truncatus), bruinvissen (Phocoena phocoena) en gewone dolfijnen (Delphinus delphis) die verdronken waren in de Ierse zee als bijvangst van kabeljauwvisserij.
Tussen 1991 en 2008 heb ik natuurhistorische musea binnen Europa bezocht en daar de skeletten van Cetacea in de collecties op wervelafwijkingen onderzocht.
Met prof Bruce Rothschild (Ohio, USA) heb ik gediscussieerd over verschillende wervelafwijkingen bij dolfijnen, met name over de incidentie van spondyloarthopathy.
Pionierswerk
Er was buiten het genoemde artikel en een hoofdstuk in de dissertatie van Slijper voorafgaande aan 1990 weinig geschreven over pathologische afwijkingen aan de wervelkolom bij Cetacea. In ieder geval geen observationele beschrijvingen en analyse vanuit de vergelijkende pathologie. Deze lacune heb ik, met de resultaten van mijn jarenlange onderzoek,voor een deel kunnen vullen. Spondyloarthopathy, degeneratieve afwijkingen van de tussenwervelschijf en ligamenten, spondylo-discitis en Schmorl’s nodes waren, in de jaren voorafgaande mijn publicaties, niet eerder beschreven bij walvisachtigen.
Het denken over de pathogenese van wervelafwijkingen bij Cetacea houd mij nog steeds bezig. In 2017 poneerde ik de hypothese dat ernstige spondylodiscitis bij Phocoena phocoena veroorzaakt zou kunnen worden door infectie met Brucella ceti. In juni 2017 is een publicatie met een korte case-series hierover in de wetenschappelijke literatuur verschijnen. KOMPANJE_Schmorls_Phocoena_Deinsea_17_2017

De periode dat ik, als wetenschappelijk gastmedewerker, verbonden was aan het RMNH/Naturalis en het RIVO was een fantastische onderzoekstijd om met veel genoegen aan terug te denken (vooral dank aan dr Manuel Garcia Hartmann, in die tijd dierenarts en dolfijnpatholoog bij Zoo Duisburg, Duitsland en drs Marjan Addink, reproductiebioloog, met wie ik de meeste secties in Leiden heb gedaan en drs Bram Couperus van het RIVO). Een aangename afwisseling op mijn klinische/ethische werk in het Erasmus MC.



Rechts: tijdens de sectie op een gestrande vrouwelijke witsnuitdolfijn (Lagenorhynchus albirostris) bestudeer ik de costo-vertebrale gewrichten, augustus 1998. Snijruimte bij Naturalis, Leiden. Links op de achtergrond dr Chris Smeenk. Foto: Marjan Addink
Analyse van strandingen van cetacea op de Nederlandse kust
In dezelfde tijdsperiode heb ik historisch onderzoek verricht in de museale archieven en collectie’s naar strandingen van een aantal soorten tandwalvissen (Orcinus orca, Tursiops truncatus, Stenella coeruleoalba, Delphinus delphis) op de Nederlandse kust. Ik heb daarbij alle meldingen van vondsten geverifieerd op betrouwbaarheid en bewaard gebleven documentatie (foto’s, tekeningen, skeletmateriaal, etc) bestudeerd, en daarbij kaf en koren kunnen scheiden. In een reeks publicaties in DEINSEA zijn de resultaten hiervan beschreven.
Momenteel werk ik aan een transcriptie van de uitvoerige nagelaten aantekeningen die dr A.B. van Deinse in 1914 maakte over de strandingen van gewone vinvissen (Balaenoptera physalus) aan de Nederlandse kust.
Regelmatig worden in de Noordzee skeletdelen van walvissen opgevist door trawlers. Daaronder beenderen die afkomstig zijn van voor de Noordzee bijzondere soorten als noordkaper en bultrug. Deze vondsten heb ik in de wetenschappelijke literatuur beschreven.

Taxonomische studies
Ten slotte heb ik ook nog wat taxonomische studies verricht, waaronder, een onderzoek naar de schedelmorfologie/ schedelbiometrie van bruinvissen (Phocoena phocoena) die gevonden zijn op de kust van Marocco.
Een absoluut hoogtepunt is het uiteraard om een nieuwe diersoort te beschrijven. Samen met de Urkse mariene paleontoloog Klaas Post heb ik een nieuwe fossiele soort griend (Plataleorostrum hoekmani) uit de Noordzee beschreven. Dit kreeg tot onze verbazing een enorme internationale persbekendheid.

Senior onderzoeker: oogsten na zaaien
Mijn publicaties over skeletpathologie bij Cetacea hebben ertoe geleid dat jonge onderzoekers uit Argentinië (Luciano La Sala) en Brazilië (Maira Laeta) mij als senior onderzoeker bij hun onderzoek naar skeletanatomie en skeletpathologie van o.a. Sotalia guianensis hebben betrokken. Maira Laeta is in de zomer van 2015 speciaal uit Brazilie naar Nederland gekomen om met mij een aantal dagen over de anatomie en pathologie van Sotalia te discussieren. Mijn pionierswerk uit de jaren 1992-2008 op dit gebied heeft dus wel degelijk zijn vruchten afgeworpen. Een mooiere beloning kan je je als wetenschapper niet wensen.


Hieronder PDFs van mijn publicaties over Cetacea.
OVER (SKELET)PATHOLOGIE BIJ CETACEA
[On (skeletal) pathology in cetaceans]
KOMPANJE_Schmorls_Phocoena_Deinsea_17_2017
Lutra_60_1_Kompanje & Post_proef
Kompanje_Campuysen_Leopold_DEINSEA_17_1-5_2017_06_07
OVER STRANDINGEN VAN CETACEA OP DE NEDERLANDSE KUST
[On strandings of cetaceans on the Dutch coasts]
TAXONOMIE VAN CETACEA
[Taxonomy of Cetaceans]
DIVERSEN
Straatgras 2017 1 CHRIS SMEENK